geschreven door Emmie Muller
Deze tekst is gebaseerd op de kunstwerken van Ellis op ’t Landt en beschrijft haar beeldende ontwikkeling van 1988 tot 2018. In vogelvlucht is deze periode van dertig jaar als volgt in te delen:
1983 – 1988 Kunstacademie Willem de Kooning in Rotterdam in de richting tekenen en schilderen (autonome schilderkunst)
1988 – 2008 decor- en kostuumontwerp bij verschillende theatergezelschappen in het westen van het land en in de stad Groningen (toegepaste theaterkunst)
2008 – heden eigen atelier in Groningen: ruimtelijke wandobjecten (autonome kunst)
WEZEN EN ZIJN
In de afgelopen dertig jaar heeft de beeldende ontwikkeling van Ellis op ’t Landt een beweging gemaakt van autonome kunst naar toegepaste kunst en weer terug. Maar dat niet alleen. Staat in haar afstudeerjaar de mens, als figuur, nog centraal dan is daar in haar huidige abstracte werk niets meer van terug te vinden. En toch zijn alle afzonderlijke fases onlosmakelijk met elkaar verbonden.
De reeks figuratieve werken op papier, die zij tijdens haar academieperiode maakt, zijn qua beeldopvatting verschillend van aard. Hierin wordt de mens soms ruig en expressief afgebeeld en dan weer, bijna illustratief, in losse van elkaar gescheiden kleurvlakken. Vol humor en erotiek. In deze reeks manifesteert Ellis zich meer als een tekenaar dan een schilder. Bovendien sluit met name in haar lijntekeningen nog een andere fascinatie; die van de ruimte. De werken getuigen van een nieuwsgierige geest die nog op zoek is naar een eigen stijl en beeldtaal.
Na haar kunstopleiding komt zij in aanraking met Johan Doesburg die in hetzelfde studentenhuis woont `ls zij. Hij is in opleiding voor toneelregisseur en vraagt een decor te ontwerpen voor een van zijn studieopdrachten. Zo rolt Ellis op ’t Landt in het vak van decor – en kostuumontwerpen. De ruimte, die zij op het platte vlak nog suggereert, wordt driedimensionaal en de aankleding van mens en podium komt levensecht in beweging. Op ’t Landt voelt zich goed bij de grootse aanpak en de manier van denken die eigen is aan het idioom van het theater. In elk toneelstuk is de tekst het uitgangspunt.
In haar latere autonome werk zullen verhalen bij het beeld een blijvende rol spelen. Zowel met als zonder woorden.
WEZEN EN STILTE
Ellis op ’t landt verhuist in 2005 van het Westen naar het hoge Noorden. Ze werkt nog enige tijd als kostuumontwerper bij het Noord Nederlands Toneel alvorens zich definitief terug te trekken in haar huidige atelier. In de beslotenheid van haar eigen ruimte krijgt het streven naar haar authenticiteit als beeldend kunstenaar gestalte. In het atelier breekt eerst een korte schildersperiode aan en grijpt Op ’t Landt bovendien terug naar eerdere artistieke bronnen. Een overkoepelend thema ontbreekt, want Ellis op ’t Landt geeft de voorkeur aan een projektmatige werkwijze. Per projekt laat zij zich sturen door het materiaal waar op dat moment haar interesse naar uitgaat.
Stapsgewijs maakt het witte schilderslinnen plaats voor zwarte stof en de kwasten voor naald en draad. Deze keuze staat rechtstreeks in verband met haar voorgeschiedenis. Naast projektmatige aanpak herinnert de zwarte stof immers aan de zwarte doos van het theater en het materiaal, plus de daarbij behorende handwerktechnieken, aan haar vak als kostuumontwerper. OP ’t landt blijft een schilder ook als zij besluit om de komende jaren met handmatig vervaardigde stoffen haar beelden te maken.
Transformative Black is de titel van de eerste serie wandobjekten die in het atelier van Op ’t Landt het licht ziet. De serie bestaat uit elf ruimtelijke werken die gemaakt zijn met uiterste precisie en concentratie. Elk objekt bestaat uit een platte basisvorm die bolvormig is opgehoogd. Hier overheen is een zwarte stof gespannen die van een verfijnd haakwerk is voorzien. De verschillende materialen, zoals glanzend fluweel, zacht cashmere en dof katoen, zijn zo zorgvuldig op elkaar afgestemd dat hun specifieke eigenschappen elkaar versterken. De achterkant van elk objekt is net zo mooi afgewerkt als de voorkant wat er op wijst dat Op ’t Landt met haar verbeelding niet alleen tegen de dingen aankijkt, maar ook er achter.
In deze fase van haar beeldende ontwikkeling is het benoemen van het werk nog belangrijk. Was in het theater het verhaal en het script nog het uitgangspunt, dan worden nu de woorden bij het werk pas ingezet wanneer een serie is voltooid.
Voor Ellis op ’t Landt is de natuur de voornaamste bron van inspiratie. Zij richt haar aandacht echter niet op de fysieke, maar op de onzichtbare verschijnselen ervan. Als een metafysicus zoekt zij, naast de zintuiglijke waarneming van de werkelijkheid, naar het wezen van de natuur die gekenmerkt wordt door leven en dood, begin en einde, het tijdelijke en het eeuwige.Tussen hemel en aarde zijn processen gaande die niemand kan waarnemen. Het is dit wonder, die magie, waar de kunstenaar haar zinnen op zet.
Een citaat van Sudhakar S. Dixit, opgenomen in een boek over haar werk dat Op ’t Landt in eigen beheer heeft uitgegeven, onderstreept deze manier van kijken: Wellicht is duisternis de voorwaarde voor de scheppende processen in de natuur. In het duistere substraat van de aarde ontkiemt het zaad en springt het open om te worden tot een grote boom; in het duister van de universele nacht werd het zonnestelsel geboren.
In Transformative Black staat de zwarte kleur symbool voor deze transformatie die zich in de duisternis voltrekt. De serie wordt groepsgewijs tegen een neutrale wand gepresenteerd. Is de wand licht van kleur dan genereren de verschillende schakeringen tussen dof en glanzend zwart een bijzonder effect. Als kijker komt het werk je tegemoet en trekt zich tegelijkertijd terug in de stilte van zijn verschijningsvorm. Het licht dat op het zwarte objekt valt wordt zowel afgestoten als geabsorbeerd, zodat je hier en daar het gevoel krijgt opgezogen te worden in een zwart gat en het objekt zijn materialiteit verliest. To be or not to be, is het beroemde zinnetje dat hier letterlijk op zijn plaats valt.
STILTE EN ZIJN
In de tweede serie wandobjekten, getiteld Monochromen, doen gekleurde stoffen, die wederom met de hand worden gemaakt, hun intrede. De serie bestaat uit 10 werken die verschillend zijn van grootte, vorm en kleur. De ovaalvorm, die in de eerste serie nog een bijrol vervult, staat nu in het middelpunt van de belangstelling. In het algemeen is de ovaal, als magische vorm een zinnebeeld van de kosmos en het vrouwelijke geslachtsorgaan, afgeleid van het Latijnse woord ovum, dat ei, oorsprong van leven betekent. Ellis op ’t Landt heeft deze betekenis gaandeweg gespecificeerd en uitgebreid. In eerste instantie associëert zij de ovaalvorm met het begrip Ab Ovo wat het prille begin betekent. Dat veranderd tijdens het maakproces van Transformative Black. De ovaalvorm staat nu symbool voor de bron der dingen, een spiegel en als een verzuchting van verwondering. In de serie Monochromen zijn de narratieve associaties losgelaten en maken plaats voor een meer formele benadering. De ovaalvorm staat nu geheel op zichzelf en voldoet wanneer in de verhouding tussen lengte- en breedte as evenveel spanning als rust aanwezig is. Vorm, kleur, materiaal en de structuur van het oppervlak geven in samenhang tot elkaar betekenis aan elk afzonderlijk wandobjekt.
De beeldende zoektocht van Ellis op ’t Landt splitst zich in deze serie tot op het onbenoembare als hoogste vorm van abstractie. Zij zoekt naar een beeldtaal die vrij is van vooringenomen aannames en associaties en breekt, als uiterste consequentie daarvan, radicaal met het woord, het verhaal. Het zoeken naar een eigen identiteit als kunstenaar maakt plaats voor het zoeken naar de identiteit van het kunstwerk. Op ’t Landt wil kunstwerken maken die louter en alleen naar zichzelf verwijzen. Als dingen met een eigen werkelijkheid. Is zoiets wel mogelijk, kan je je afvragen.
Kunst wordt bijna altijd begrepen en geplaatst via de weg van de herkenning. Kunst is immers een afspiegeling van onze werkelijkheid. Ellis op ’t Landt draait die spiegel echter om, zodat wij tegen zijn niets reflecterende achterkant aankijken. In deze ‘zwarte’ spiegel maakt de verbeelding plaats voor de confrontatie, want als beelden geen andere beelden opdringen, ben je als beschouwer overgeleverd aan jezelf. Net als in het theater wil Op ’t Landt met haar beelden de voorwaarden scheppen om een persoonlijke ervaring mogelijk te maken. Bij dergelijk kunstwerken is het materiaal, boven de voorstelling, het enige middel om iets te laten verschijnen. Iets dat in zijn onbenoembaarheid een rustpunt vindt.
Dat Ellis op ’t Landt in haar missie slaagt komt omdat zij het materiaal naar haar eigen hand zet en niet opgeeft voordat het voldoet aan haar regels en hoge kwaliteitseisen. Die tomeloze toewijding en overgave, die zucht naar perfectie, is het onderwerp van haar kunst. Daarin schuilt haar persoonlijk handschrift en expressie. Haar beelden staan als een huis en getuigen van een innerlijk doorleefde energie. Het is dansen op de vulkaan en balanceren op het scherp van de snede. En Ellis op ’t Landt zou Ellis op ’t Landt niet zijn als zij haar beide series niet zou afsluiten met één witte stip, een eigenwijze cirkel. Eén werk en een serie op zichzelf. In dit drieluik komt alles terug waar de reis ooit mee begon. Het model in de werken op papier (het personage), de tekst (de stilte), het toneel (het ruimtelijk wandobject) en het zoeken naar authenticiteit (het wezen). Het lijkt er op dat Ellis op ’t Landt nog steeds tussen de coulissen haar stek heeft gevonden. Met dit verschil dat zij nu haar eigen beelden opvoert en voor het voetlicht schuift als personages in een wereld van wezen en zijn.